Lydia
Winkel:
NIOD

 
naar
Index

 

De ondergrondse pers 1940 - 1945
samenstelster: Lydia Winkel

3e geheel herziene druk (door drs. Hans de Vries), blz. 197-205

648       HET PAROOL; vrij onverveerd
Amsterdam-'s-Gravenhage-Utrecht-Amsterdam. 10 febr. '41-mei '45 (I.v.). aanvankelijk wkl., in '42 en '43 l à 2 maal per maand, vanaf sept. '44 wkl. aanvankelijk stenc., vanaf 11 aug. '41 druk. opinie-art., art., ber. binnenl., ber. buitenl. 6000-60.000. Compleet.

In de inleiding wordt uitvoerig gewaagd van de overwegingen welke er toe leidden, dat de journalist F.J. Goedhart op 25 juli 1940 zijn eerste clandestiene publikatie het licht deed zien, de NIEUWSBRIEF VAN PIETER 'T HOEN (zie nr. 522). Goedhart wilde door middel van dat (regelmatig te verschijnen) geschrift trachten enigszins te voorzien in de zo nijpend wordende behoefte aan politieke voorlichting. De schrijver zette uiteen, dat de inval van de Wehrmacht in Nederland niet een op zichzelf staand incident was, maar een natuurlijk onderdeel van Adolf Hitler's veldtocht ter verovering van de wereldhegemonie. Hij legde er de nadruk op, dat deze strijd nog zeer lang kon duren en dat ook de reeds bezette gebieden in deze voortgezette strijd op de een of andere wijze hun aandeel zouden moeten leveren. Hij verzette zich tegen de houding van dr. Colijn en de Nederlandsche Unie, die er klaarblijkelijk van uitgingen, dat een Duitse overwinning als een voldongen feit beschouwd moest worden, zodat voorlopig op een compromis met Duitsland aangestuurd behoorde te worden. Goedhart wees dit beleid af. Hij bepleitte integendeel een politiek van verzet. Daarenboven nam hij als uitgangspunt, dat het onder deze bezetting onmogelijk geacht moest worden op legale wijze stelling te nemen, en dat er dus niets anders overbleef dan het voeren van ondergrondse en illegale politieke actie.

Op het eind van de zomer kreeg Goedhart contact met A.A.F. Althoff, die kort tevoren als protest tegen de voortschrijdende nazificering van het socialistische dagblad HET VOLK ontslag als redacteur van deze courant had genomen. Uit dit contact ontstond samenwerking met Koos Vorrink, de voorzitter van de door de bezettende macht onder bewindvoering gestelde SDAP, en mr. J.C.S. Warendorf, die voor de oorlog DAS NEUE TAGEBUCH (1) had uitgegeven en ook reeds geruime tijd met plannen rondliep iets op het terrein van de voorlichting te ondernemen. Zij kwamen spoedig tot de slotsom dat het noodzakelijk was aan de NIEUWSBRIEVEN een belangrijke uitbreiding te geven. Er werd een redactie gevormd, bestaande uit de vier voornoemde personen en mr. M. Kann, voormalig redacteur van DE GROENE AMSTERDAMMER, en J. Nunes Vaz, voormalig redacteur van het ANP. Nadat Kann eind mei '41 was gearresteerd, werd zijn plaats ingenomen door de vroegere hoofdredacteur van HET VOLK, dr. H.B. Wiardi Beckman.

Op voorstel van mr. Kann werd de uitgave HET PAROOL genoemd; de ondertitel vrij onverveerd kwam van Goedhart. Men was het er over eens, dat krachtig stelling genomen moest worden tegen de Duitse bezetter, zijn aanhangers en zijn handlangers. Tegelijkertijd moest het Nederlandse volk zoveel mogelijk gestimuleerd worden tot verzet tegen alle nazimaatregelen. Daartoe werden de richtlijnen van de NIEUWSBRIEVEN geheel overgenomen. Alles wat de Duitse belangen kon schaden en ondermijnen, zou op de voorgrond gesteld moeten worden. Goedhart, Vorrink en Wiardi Beckman namen op zich de hoofdartikelen te schrijven; Kann zou het buitenlands overzicht voor zijn rekening nemen en daar hij reeds toen trachtte met een geheime radiozender contact met Engeland te verkrijgen, kreeg hij opdracht met de regering in Londen in verbinding te treden teneinde haar informaties en kritische beschouwingen uit het bezette gebied in handen te spelen.

De technische organisatie lag in hoofdzaak in de handen van Goedhart. Vorrink, die als voorzitter van de SDAP en oud-voorzitter van de AJC zeer veel relaties in het land had, reisde deze persoonlijk af, om hen ertoe te bewegen de plaatselijke verspreiding van HET PAROOL ter hand te nemen. Althoff en Nunes Vaz, met hun vele relaties in perskringen, belastten zich voornamelijk met het verzamelen van gegevens voor de berichtgeving. Mr. Warendorf, die reeds enige malen door de Sipo was verhoord (2), zou zich enigszins op de achtergrond houden, doch zou wel regelmatig artikelen gaan schrijven.

Het eerste nummer van HET PAROOL verscheen op 10 februari 1941. In Amsterdam, Driehuis, 's-Gravenhage en Epe werden 10 februari 1941 'filialen' opgericht, die het blad nastencilden en in eigen omgeving in omloop brachten.

Bij het vervaardigen kreeg Goedhart op den duur de steun van H. Pelser (3), student in de medicijnen, en de AJC-er J. Stallinga.

De belangstelling voor de uitgave bleek verheugend groot te zijn. De oplage van de filialen moest bij elk nummer vergroot worden en overal in het land boden zich goede vaderlanders aan om als verspreidingsagent op te treden.

Het werk werd hierdoor echter veel onoverzichtelijker en het risico groter. Daarom werd het besluit genomen het blad van augustus 1941 af als een echte courant te doen drukken en zo kon HET PAROOL er zich op beroemen de eerste regelmatig gedrukte Nederlandse illegale krant te zijn.

Het kon wel niet anders of de verschijning van HET PAROOL moest na verloop van tijd de aandacht van de bezettingsautoriteiten gaan trekken. Het blad werd echter pas voor de eerste maal in september 1941 in de Meldungen aus den Niederlanden gesignaleerd. De SD bleek aanvankelijk van oordeel te zijn, dat het blad werd uitgegeven door 'een groep jonge en weinig ervaren personen' (Meldungen, no. 61 d.d. 16 september 1941, pag. 5). Enige weken later werd echter erkend, dat het blad sehr geschickt zusammengestellt werd en die Arbeit eines geübten Journalisten verrat. Bovendien had ook de SD opgemerkt dat het trotz der angedrohten Strofe mit planmassiger Pünktlichkeit verscheen (Meldungen, no. 67, d.d. 28 oktober 1941, pag. 6).

Het uitgeven van een illegaal blad op zo grote voet als HET PAROOL, was, zoals reeds eerder werd opgemerkt, een bijzonder gevaarlijk werk door de steeds groter wordende kring van personen welke er bij betrokken moest worden, waardoor de risico's aanmerkelijk werden vergroot. Reeds in februari 1941 leed HET PAROOL zijn eerste verlies. De actieve koerier A. Lopes werd bij de razzia in de jodenbuurt door de Duitse politie gepakt. Hij werd naar Duitsland weggevoerd en reeds na een week vernam men, dat hij daar was overleden. Een paar maanden later werd mr. Kann door toedoen van de Gestapo-agent Van der Waals gearresteerd. Hij werd op 29 maart 1942 in het concentratiekamp Oranienburg/Sachsenhausen gefusilleerd. Op 8 oktober 1941 werd de verspreider A. Addicks, tevens koerier van Goedhart, die zich door zijn onverschrokken optreden bij een vorige gelegenheid aan arrestatie had weten te onttrekken, gefusilleerd. Bij een huiszoeking in de woning van de ouders van Addicks werd de Sipo in een gevecht gewikkeld waarbij Addicks' vader door een schot dodelijk werd getroffen. Kort daarop vonden onder de verspreiders vele arrestaties plaats. Het merendeel der arrestanten werd tijdens het eerste PAROOL-proces ter dood veroordeeld.

Eind 1941 herleefde een oud politiek meningsverschil tussen Koos Vorrink en Goedhart, dat de redactie in twee partijen splitste. Behalve Goedhart had ook Nunes Vaz steeds sterker behoefte gevoeld op kritische wijze over de vooroorlogse verhoudingen in ons land te schrijven. Zij zagen in de oorlogscatastrofe die over Europa was losgebarsten niet alleen een gevolg van het nationaal-socialisme en het Duitse imperialisme, maar tevens een resultaat van de innerlijke zwakheid van de Westeuropese democratie. Weliswaar waren allen het er volkomen mee eens, dat de strijd in hoofdzaak geconcentreerd moest worden op het Derde Rijk en zijn aanhangers, maar zij vonden het tevens noodzakelijk, dat men zich enigermate moest gaan verdiepen in de vraag, wat er na de oorlog in West-Europa in het algemeen en in Nederland in het bijzonder behoorde te geschieden. Van deze opvatting wensten zij in HET PAROOL blijk te geven. Vorrink verzette zich hiertegen. Hij wilde het volle gewicht werpen op de strijd tegen het Reich en de nazi's. Kritiek op het verleden en het ontvouwen van toekomstbeschouwingen oordeelde hij op dat tijdstip niet opportuun. Tegenover de Duitsers zou men er ons eigen nest maar mee bevuilen, meende hij. Gefundeerde kritiek op Londen kon men z.i. pas oefenen als men een duurzaam en betrouwbaar contact 'met de overkant' georganiseerd zou hebben. Openbare kritiek, hoe voorzichtig ook geformuleerd, achtte hij ongewenst en funest. De andere opvatting stelde hier tegenover, dat men zich rustig aan het voorbeeld van Engeland kon spiegelen, waar men -terwijl de Duitse bommen op Londen en Coventry vielen - in het Lagerhuis openlijk sprak over de noodlottige politiek, die Chamberlain c.s. nog tot kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog tegenover Duitsland gevoerd hadden. En verscheen Priestley in het heetst van het gevecht niet voor de microfoon van de BBC om ten aanhore van de gehele wereld scherpe kritiek te leveren op de vooroorlogse sociale verhoudingen in Engeland? In dit dispuut stond Althoff onvoorwaadelijk aan de zijde van Vorrink. Wiardi Beckman was het in hoofdzaak met Vorrink eens, ofschoon hij meermalen naar een tussenstandpunt neigde, terwijl mr. Warendorf zich in dit conflict in den beginne afzijdig hield, en met Wiardi Beckman naar een synthese zocht, omdat men, hoe dan ook, een conflict diende te vermijden. De vraag was slechts in hoeverre de informatieve inhoud van het blad ook door zelfkritiek gekruid moest worden. Voorts was Vorrink op grond van illegaal-technische overwegingen voorstander van het uitgeven van bladen met een steeds wisselende titel; hij meende, dat men de Gestapo op die wijze makkelijker op een dwaalspoor kon brengen. Nunes Vaz en Warendorf deelden dit inzicht niet. Misschien kon men volgens de methode-Vorrink bij de Sipo enige verwarring stichten, doch de verwarring bij het lezend publiek zou waarschijnlijk nog groter worden.

Nog voordat deze meningsverschillen waren opgelost, had de Sipo HET PAROOL een zware slag toegebracht. In de nacht van de achttiende januari 1942 werden dr. Wiardi Beckman en Goedhart op het strand van Scheveningen gearresteerd bij een poging om naar Engeland over te steken. Dr. Wiardi Beckman had via de gedropte Londense agent P. Tazelaar een uitnodiging van de regering ontvangen naar Engeland te komen, teneinde daar een plaats in te nemen in het kabinet. Goedhart, aangaande wiens overkomst een uitvoerige telegram wisseling met Londen had plaats gevonden, had tot taak om in Engeland allerlei problemen van politieke en illegaal-technische aard te bespreken, waarna hij naar Nederland zou terugkeren. Achteraf is gebleken, dat de Duitse Abwehr lucht van de voorgenomen reis had gekregen, zodat het strand op de vastgestelde nacht streng bewaakt werd en beide Engelandvaarders in handen van de gealarmeerde strandbewaking vielen (4). Daar Goedhart een grote hoeveelheid materiaal naar Engeland over ging brengen, dat uiteraard voor de SD zeer waardevol was, viel het de Duitse justitie niet moeilijk hem als hoofdverdachte in het eerste PAROOL-proces, dat medio december 1942 in Utrecht plaats vond, ter dood te veroordelen. Hij slaagde er echter in te simuleren niet geheel toerekeningsvatbaar te zijn en vroeg met behulp van allerlei door bevriende medici geprepareerde verklaringen revisie van zijn vonnis aan. Dit leidde aanvankelijk tot het gewenste uitstel van executie. Later slaagde hij er met behulp van twee Vughtse politiemannen in te ontsnappen. Dr. Wiardi Beckman kon men ten opzichte van HET PAROOL niets ten laste leggen, zodat het de Duitse justitie niet mogelijk bleek om hem in een der processen tegen het blad te betrekken. Hoewel Wiardi Beckman geen deel uitmaakte van de OD, kwam zijn zaak voor in het tweede OD-proces dat in april '43 te Haaren werd gevoerd. Hij had het aanvankelijke geluk er met een vrijheidsstraf van af te komen. In Duitsland, waar hij in verschillende kampen heeft gezeten, werd hij vlak voor de bevrijding van het concentratiekamp Dachau door de dood achterhaald. Hij stierf er aan vlektyfus.

Door de arrestatie van Wiardi Beckman en Goedhart kwamen de spanningen in de boezem der redactie tot volle uitbarsting, daar Vorrink nu dr. Wiardi Beckman's plaats weer innam. Vorrink, die steeds van mening was geweest, dat de overkomst van twee belangrijke figuren gescheiden moest geschieden, wilde evenals Althoff uit veiligheidsredenen onmiddellijk ophouden met de uitgave. Daarnaast bestond nog steeds het eerder beschreven politieke meningsverschil. Beide overwegingen tezamen leidden tot het uittreden van Vorrink en Althoff. (5) Daarentegen dachten Nunes Vaz en Warendorf niet aan staken van het blad. Het geallieerde front had zware slagen moeten incasseren. Japan had Indonesië bezet, nadat eerst Singapore ten val was gebracht. De schetterende Sondermeldungen van de Duitse radio deden telkens mededeling van de zware verliezen, welke de geallieerde koopvaardij werden toegebracht door de Duitse marine. Tegelijkertijd nam de antisemitische actie van de nazi's hand over hand toe, terwijl de druk van de bezetter op de overige bevolking steeds zwaarder werd. Onder zulke omstandigheden mocht men de stem van HET PAROOL niet het zwijgen opleggen. Nunes Vaz en Warendorf wilden daar althans niet van weten. Evenmin voelden zij iets voor voortgezette publikaties van de krant onder andere titels. Men mocht de Sipo het succes niet gunnen de onder de vlag van HET PAROOL geschapen traditie te vernietigen.

Na het uittreden van Vorrink, die zowel reeds in de periode voor, als na zijn uittreden publiceerde onder de titels VRIJHEID, VERZET en ONGETEKENDE BRIEVEN AAN OUDE STRIJDMAKKERS en van Althoff wisten Nunes Vaz en Warendorf zich de medewerking te verzekeren van een drietal jonge intellectuelen, die reeds van de aanvang af bij de verspreiding van het blad betrokken waren geweest, te weten mr. C.H. de Groot, drs. J. Meyer en W. van Norden. Nunes Vaz zette het schrijven van de hoofdartikelen onder het pseudoniem Pieter 't Hoen voort.

De moed en het doorzettingsvermogen van Nunes Vaz en Warendorf werden op een zware proef gesteld. Mede als gevolg van de arrestatie op het strand was de Sipo nl. de PAROOL-groep in Den Haag en andere plaatsen op het spoor gekomen. Verschillende medewerkers, onder wie twee drukkers, werden gearresteerd. Ook elders vielen arrestaties. Het was niet eenvoudig onder dergelijke omstandigheden de gehele organisatie op de been te houden. In het najaar van 1942 vielen ook Meyer en Van Norden in handen van deAbwehr, die hen o.m. van spionage verdacht. Zij wisten deze verdenking evenwel te ontzenuwen, waarna de Abwehr hen aan de Sipo overdroeg, die blijkbaar enig vermoeden had, dat beide mannen iets met de illegale pers te maken hadden. Zij slaagden er uiteindelijk in ook deze verdenking te weerleggen, maar het zou tot medio 1943 duren, vóór men hen weer op vrije voeten stelde.

Op 25 oktober 1942 werd bovendien Nunes Vaz op zijn onderduikadres in Wageningen gearresteerd en als jood die-zonder-ster-liep naar Sobibor gedeporteerd. Warendorf, die, eveneens van joodse huize, zich tengevolge van de aan joden opgelegde beperkingen toch al nauwelijks meer kon bewegen, terwijl hij daarnaast zwaar door de Sipo werd gezocht, meende dat hij het noodzakelijke werk voor HET PAROOL niet meer voldoende kon blijven verrichten en ondernam, daar hij niet als onderduiker werkloos wilde blijven toezien, een poging naar Engeland te gaan.

Eind oktober 1942 verdween hij naar Parijs en na een avontuurlijke reis door de Pyreneeën bereikte hij na enige maanden zijn doel.

Na deze ravage in de gelederen van HET PAROOL bleef mr. C.H. de Groot met enige vertrouwde assistenten alleen over. Met grote hardnekkigheid zette hij door. Deze jonge jurist deed enige maanden lang alles wat zijn hand te doen vond. Hij deinsde voor geen karwei terug, hoe gevaarlijk het ook mocht zijn. Hij redigeerde de berichten, schreef artikelen, voerde besprekingen met drukkers en verspreiders, reed met kar en paard om papier te halen, corrigeerde drukproeven, verpakte en vervoerde per bakfiets vele duizenden kranten en hield vrijwel alleen HET PAROOL staande. Gelukkig kreeg hij spoedig hulp. Een van zijn assistenten was te rechter tijd aan de opdracht herinnerd, dat men zich tot mr. G.J. van Heuven Goedhart (oud-hoofdredacteur van het UTRECHTSCH NIEUWSBLAD) moest wenden, indien men met de bezetting van de redactie van de krant in moeilijkheden zou komen. Eerder, in de zomer van 1941 had mr. van Heuven Goedhart reeds deelgenomen aan besprekingen waarbij de noodzakelijkheid van het contact met Londen ter sprake kwam, en hierbij de verbinding met Tazelaar tot stand gebracht. Daarnaast schreef hij artikelen voor HET PAROOL.

De Groot en Van Heuven Goedhart kenden elkaar niet, maar mr. van Heuven Goedhart stelde zich terstond beschikbaar. Tot medio 1943 redigeerden zij HET PAROOL in voortreffelijke samenwerking.

Van 12-19 december 1942 vond te Utrecht voor het Feldgericht het eerste PAROOL-proces plaats. Drieëntwintig personen die de Duitse politie in de loop van de voorafgaande anderhalf jaar had gearresteerd, stonden hier terecht. Niet minder dan zeventien hunner werden ter dood veroordeeld. IJ. de Jong, P. Paap en P. Vink zagen hun doodvonnis in levenslange tuchthuis-straf veranderd, terwijl hoofdverdachte Goedhart zich door een revisieonderzoek en uiteindelijk door de vlucht aan executie wist te onttrekken.

Op 5 februari 1943 werden gefusilleerd: R. Douma, W.F. Gerrese, W. Gertenbach, W.S. Lans, A.J. van Leeuwen, H.J. Meinardi, J. Melkman, F. Robbe, L.G. Rima, N. Snijders, W.A. de Tello, J.B. Varwijk en J.C. Zwanenburg. De overige zes verdachten werden niet gevonnist, maar bis auf weiteres naar een concentratiekamp in Duitsland gezonden. Het waren H. Roos, K. Witmond, J. Frank, A. van Soest, J. Barzilay en C. Teeuwsen. Frank, Barzilay en Teeuwsen hebben hun gevangenschap niet overleefd.

Onder leiding van De Groot en Van Heuven Goedhart steeg de oplage van het blad, welke in de aanvang tussen de 3 en 10.000 exemplaren schommelde, tot boven de 40.000. Ondanks de arrestaties, welke zich af en toe in allerlei delen des lands bleven voordoen, had men nimmer moeite de opengevallen plaatsen weer te doen bezetten. Vooral na de April-Meistakingen kwam er een zeer grote toeloop van nieuwe medewerkers.

In de lente van 1943 kwam de Sipo tot de slotsom, dat zij J. Meyer en W. van Norden in feite niet veel ten laste kon leggen. In zo'n situatie hing het van het toeval af, of de betrokkenen naar een Duits concentratiekamp gezonden of in vrijheid gesteld werden. In dit geval was het geluk HET PAROOL gunstig: met een korte tussenpoos werden beiden achtereenvolgens losgelaten.

Een paar maanden later, op 2 augustus 1943, ontsnapte Goedhart uit Vught. Geruime tijd tevoren waren verscheidene pogingen op touw gezet om hem uit Vught te bevrijden. Mr. van Heuven Goedhart en J. Lambeck, een van de steunpilaren van de technische organisatie van de krant, hadden daarbij de leiding. Ofschoon zij er in slaagden, allerlei contacten met het kamp te leggen, een reeks van handige voorbereidingen te treffen en daarbij zelfs het risico namen op klaarlichte dag persoonlijk tot in het kamp door te dringen, bleven al hun pogingen zonder resultaat. Bij zijn transport naar de executieplaats Amsterdam kreeg de ten dode opgeschrevene echter zijn kans. Twee Vughtse politiemannen, F. Abrahams en M. Leemhuis, stelden hem in de gelegenheid uit het politiebureau van Vught te ontsnappen. Een paar weken later had Pieter 't Hoen zijn plaats in de organisatie van HET PAROOL weer ingenomen.

De achtervolging, waaraan het blad van de zijde van de Duitsers bloot stond, nam intussen toe. Er kwamen aanwijzingen, dat de Sipo hier en daar pogingen deed om het apparaat te penetreren. Het was weliswaar een groot voordeel, dat HET PAROOL nu drie mensen in de topleiding had, die zelf geruime tijd in Duitse handen waren geweest en zodoende volop gelegenheid hadden gehad zich vertrouwd te maken met de werkmethodes van de Duitse politie. Zij waren daardoor in staat allerlei maatregelen te nemen waardoor de eigen organisatie althans tegen de ergste gevaren beschermd kon worden. Bovendien kreeg de leiding de beschikking over inlichtingen van een contactman bij de Sicherheitspotizei, die o.m. in relatie stond tot de Duitse beambten, die met de opsporing van HET PAROOL waren belast. Niettemin bleven nieuwe ongelukken niet uit. In december 1943 brak een brandje uit in een pakhuis, dat in de Peperstraat te Amsterdam was gehuurd voor het opslaan en verpakken van een gedeelte van de oplage. Een van de hoofdverspreiders viel hierbij in handen van de Sipo. Hij gaf belangrijke gegevens prijs, waardoor het mogelijk werd gemaakt een groot offensief tegen HET PAROOL voor te bereiden. Op 21 januari 1944 's avonds om zes uur sloeg de Sipo toe. Op dit tijdstip werd op ruim zeventig adressen, verspreid over het gehele land een inval gedaan door groepjes van vier tot zes politiemannen. Men drong een viertal adressen binnen waar Frans Goedhart na zijn ontsnapping enige tijd was ondergedoken; de vogel was echter gevlogen. Naar mr. de Groot werd op zeven adressen en naar mr. van Heuven Goedhart op elf adressen gezocht. Maar ook hen kreeg men niet in handen. Wel werden talrijke medewerkers en twee drukkers gearresteerd. De klap was raak geweest. Bijna alle contact- en logeeradressen van de organisatie waren onbruikbaar geworden, twee bevriende drukkers waren uitgeschakeld en de Sipo bleek nu precies te weten uit welke vijf personen de redactie bestond. Alleen al om de arrestanten de gelegenheid te geven met succes te kunnen ontkennen, dat ze met de hele zaak iets te maken hadden, was het noodzakelijk, dat zo snel mogelijk een nieuw nummer van het blad het licht zou zien. Dank zij de collegiale hulp, die VRIJ NEDERLAND verleende, gelukte de toeleg. Enkele weken later verscheen de contactman van HET PAROOL met een onthutst gezicht bij de Sipo om mede te delen, dat er waarachtig weer een nieuw nummer van het blad was verschenen; hij was zelfs in staat, er een exemplaar van ter tafel te deponeren. De Sipo stelde nu een hoge beloning op de gevangenneming van de beide Goedharts. Speciale beambten werden met de jacht op hen belast. Het bleek spoedig, dat vooral mr. van Heuven Goedhart groot gevaar liep, omdat hij door zijn lengte overal de aandacht trok. Bij enige plotselinge ontmoetingen, die slecht hadden kunnen aflopen, moest hij zich door een overhaaste vlucht over daken, door tuinen en over heggen aan arrestatie onttrekken.

De redactie kwam tot de slotsom, dat het tengevolge van de toenemende activiteit van de Sipo voor hem onmogelijk was geworden zich nog in Nederland op straat te vertonen. Reeds was zijn foto in brede kring verspreid. Daarom werd besloten dat Van Heuven Goedhart de persoon zou zijn die zou trachten Londen te bereiken, teneinde de regering een beter inzicht in de Nederlandse illegaliteit te verschaffen. Met dit doel verliet hij op 25 april 1944 het land en toen kort daarop het bericht kwam, dat hij Spanje bereikt had, deed zich een prachtige gelegenheid voor om de vijand op een dwaalspoor te brengen. De contactman van HET PAROOL speelde de Sipo een reeks van gegevens in handen, waaruit zij de conclusie moest trekken, dat zij al haar nasporingen moest concentreren op de figuuur van mr. van Heuven Goedhart. Deze manoeuvre leidde de aandacht enigszins af van de andere redacteuren, waardoor zij rustiger konden werken. De redactie slaagde er bovendien in ter vervanging van de naar Engeland vertrokken redacteur een waardig opvolger aan te trekken: de Haagse journalist S. J. Carmiggelt, die reeds een paar jaar aan de verspreiding van het blad had meegewerkt. Daar zijn naam bij de Sipo nog onbekend was, kon hij het leeuwedeel van de redactionele buitendienst op zich nemen, welke taak hij met een onderbreking van enkele dagen tot aan de bevrijding is blijven vervullen.

In juli en augustus 1944 vond te Utrecht voor het Obergericht het tweede PAROOL-proces plaats. Drieëntwintig verdachten stonden hierbij terecht, onder wie zich vier vrouwelijke medewerksters bevonden. Al het mogelijke was gedaan om dit proces voor de Duitsers op een mislukking te laten uitlopen. De Duitse beambten, die het vooronderzoek hadden geleid, had men herhaaldelijk belangrijke hoeveelheden sterke drank doen toekomen, daar elke vertraging met het oog op het lot van de verdachten van de grootste betekenis kon zijn. Begin juni 1944 was immers de grote invasie in Normandië begonnen. De geallieerden rukten in augustus snel door Frankrijk. Onder deze omstandigheden was het van groot belang een justitiële behandeling van de gearresteerde illegale werkers te doen uitstellen. Verscheidene bekwame Nederlandse advocaten hadden zich beschikbaar gesteld om de drieëntwintig verdachten te verdedigen. Het bewerken van de Duitse Sachbearbeiter had wel enig resultaat, maar de opmars van de bevrijdingsilegers ging langzamer dan aanvankelijk gehoopt en verwacht werd. Een belangrijk argument hierbij was de intussen bekend geworden benoeming van mr. van Heuven Goedhart tot minister van Justitie te Londen. Voor de Duitsers was dit bericht wel een uiterst onaangename verrassing. Maandenlang had men zich met de grootste activiteit met de achtervolging en opsporing van Van Heuven Goedhart bezig gehouden en nu kwam plotseling aan het licht, dat deze man reeds geruime tijd uit Nederland verdwenen was en dat hij bovendien een hoge positie in het geallieerde kamp bezette. Deze gang van zaken liet niet na indruk te maken op de rechters van het Obergericht. Hier kwam bij, dat de Sipo een ernstige blunder had gemaakt. De meeste verdachten hadden voortdurend hun onschuld stokstijf volgehouden. Wel beschikte de SD voor vele der beschuldigingen over aanwijzingen, maar niet over doorslaande bewijzen. Alleen de gearresteerde hoofdverspreider, die te veel had losgelaten, kon men als kroongetuige tegen de verdachten ten tonele voeren. Deze kroongetuige was echter zoek. De SD had hem namelijk op geheimzinnige wijze op vrije voeten gesteld en hem opdracht gegeven opnieuw contact op te nemen met de leiding van HET PAROOL, teneinde de gehele redactie in handen van de Duitse politie te spelen. De Sipo kon deze feiten uiteraard niet aan het Obergericht mededelen en het heette dan ook, dat de kroongetuige ontvlucht was. De verdedigers wisten van deze situatie een handig gebruik te maken. Zij betoogden, dat deze geheimzinnige kroongetuige een notoire leugenaar moest zijn en dat zij zelfs niet in zijn bestaan konden geloven. Als men waarde aan zijn verklaringen wenste te hechten, dan zou men hem bij de behandeling van de zaak voor het Obergericht met de verdachten moeten confronteren. Dit betoog had succes. Niet minder dan acht van de drieëntwintig verdachten werden tot ergernis van het betrokken Sipo-personeel terstond na het proces op vrije voeten gesteld. De overigen werden tot langere of kortere vrijheidsstraffen veroordeeld en kort daarop naar Duitsland weggevoerd. Vier hunner hebben de kwellingen van cel en concentratiekamp niet overleefd. Het waren mr. A, Meerwaldt uit Amsterdam, W. Eggink (zie ook nr. 741) uit Utrecht, C.K. van Dijk uit Eindhoven en C.P. Daansen uit Vught. Van de drie weggevoerde jonge vrouwen is Mieke Lafèbre uit Hilversum vrij spoedig na het eind van de oorlog als gevolg van de doorstane ontberingen overleden. Reeds vóór het proces waren P. Helderman uit Wageningen en de drukkerszoon P. van der Meulen uit 's-Gravenhage in de gevangenis te Scheveningen overleden.

In de loop van 1944 had de PAROOL-groep zoveel ervaring opgedaan en zoveel leergeld betaald, dat zij tot een deskundige reorganisatie van apparaat en werkmethode kon overgaan. Sindsdien zijn dan ook geen grote catastrofes meer voorgekomen. De Sipo heeft helaas nog wel bij toeval een bres in de organisatie kunnen schieten. In maart 1945 werden mr. C.H. de Groot en H. Schippers, hoofdverspreider te Amsterdam, gearresteerd, toen zij een woning te Amsterdam binnenliepen. Zonder dat men zelfs wist wie men in handen had gekregen, voltrok zich de ramp dat zij enkele dagen later tezamen met tientallen anderen als represaille voor de aanslag op Rauter bij Rozenoord aan de Amstel werden gefusilleerd. Korte tijd ervoor waren twee andere eminente medewerkers in handen van de Duitsers gevallen: H. Ruys uit Bussum (zie nr. 660) en W. Jiskoot, leider van de ravitailleringsdienst van HET PAROOL (zie ook nr. 322). Kort voor de bevrijding vonden zij op de Dreef in Haarlem de dood voor het executiepeloton.

Berichtgeving en voorlichting van HET PAROOL bleven er onafgebroken op gericht de misleidende propaganda van de bezettingsautoriteiten en hun handlangers te ontzenuwen en de lezers een zo duidelijk mogelijk beeld van het verloop van de oorlogsgebeurtenissen en van de ontwikkeling van de militaire situatie te verschaffen. Daarnaast werd in 1943 en 1944 meer en meer aandacht besteed aan de vraagstukken, die zich omstreeks en na de bevrijding zouden gaan voordoen. Een zuiver partijorgaan is HET PAROOL hierbij nimmer geworden. Daarvoor voelde de redactie zich veel te weinig verbonden met de vooroorlogse partijen. Het was haar oordeel, dat men reeds vóór de oorlog in West-Europa min of meer was vastgelopen, zodat er voor haar dan ook weinig aanleiding bestond, de komende bevrijding te identificeren met een integrale terugkeer van het verleden. In verschillende artikelen (no. 54 d.d. 28 mei, no. 58 d.d. 27 september 1943 en no. 68 d.d. 25 juli 1944) werd zelfs stelling genomen tegen een eventuele herleving van de oude SDAP. Tezamen met VRIJ NEDERLAND waarmee het contact sinds de tweede helft van 1943 steeds nauwer was geworden, werden in april 1944 in een MANIFEST de opvattingen van de redactie over een doorbreking van de vooroorlogse partijverhoudingen en een vernieuwing en activering der democratie vastgelegd (zie blz. 284). Dit MANIFEST werd door allerlei andere verzetsbladen van 'progressieve' signatuur overgenomen. In de herfst van 1943 publiceerde HET PAROOL reeds enkele programmatische richtlijnen voor een toekomstige Indonesische politiek. Met volledige erkenning van de grote belangen welke Nederland in Indonesië had, werd hierbij doelbewust aangestuurd op het volledig aanvaarden van het recht der Indonesische volkeren op nationale vrijheid en zelfstandigheid. Ten aanzien van koningschap en Oranjehuis nam HET PAROOL onafgebroken een uitgesproken positief standpunt in. De redevoeringen, die koningin Wilhelmina voor de microfoon van Radio Oranje uitsprak, werden dan ook steeds volledig in HET PAROOL afgedrukt.

In de loop van het jaar 1944 bereikte de oplage een hoogte van 60.000 exemplaren. Soms werd deze oplage op een centraal punt gedrukt, maar meestal geschiedde het drukken in verscheidene drukkerijen. Het eerste gedrukte nummer kwam in augustus 1941 bij Drukkerij W. Eikelenboom te Amsterdam van de pers. De drukkers J.W. Dupker te Amsterdam, W. Gertenbach te Zandvoort, B.E.J. van der Meulen te 's-Gravenhage, A.H. Pasman te Utrecht, A. Goud te 's-Gravenhage, W.C. den Ouden, W. Bothe en Joh. Jesse te Amsterdam en talloze andere voortreffelijke vaderlanders uit het typografenvak hebben in de loop der jaren met inzet van hun leven het technische werk verricht, dat nodig was om het blad te produceren. Daarnaast werden het landelijke nummer en ook artikelen eruit 'officieus' nagedrukt of gestencild. Een volledig overzicht hiervan vermochten wij niet te krijgen; dat dit veelvuldig is geschied, staat echter vast (zie nrs. 155, 664). J.E.W.H. Somer te Brummen drukte lange tijd HET PAROOL voor Gelderland; hij werd op 13 april '45 te Zutphen gefusilleerd.

Bij het centraal drukken van de oplage voor het gehele land had men uiteraard voortdurend grote transportmoeilijkneden te overwinnen. Wanneer bijvoorbeeld de drukker in Amsterdam niet minder dan 60.000 exemplaren van het blad afleverde, dan moesten deze verpakt worden in kleine pakjes, die van Amsterdam naar alle delen van het land vervoerd dienden te worden. Dit bracht natuurlijk grote risico's met zich. Een groot aantal koeriersters werkte aan dit transport mede. Alle mogelijke trucs werden bedacht om de risico's van het transport te beperken. J. Lambeck, een van de mannen van de technische staf, had hierin een groot aandeel. Hij zette een PTT-pet op, werd voorzien van nagemaakte PTT-papieren en bracht brutaalweg volle postzakken naar de goederenwagons van de treinen, die van Amsterdam het land in gingen. Hij reisde dan mee en maakte zich met de zakken in Eindhoven of Enschede door de dienstuitgang van het station uit de voeten, ongehinderd door de talrijke Sipo-beambten, die voortdurend de treinen afschuimden. Beurtschippers en vrachtrijders werden ook wel eens ingeschakeld en meermalen waren PTT-ambtenaren bereid, er voor te zorgen, dat grote pakken kranten naar alle uithoeken van het land gezonden konden worden zonder dat zij de gebruikelijke controles hoefden te passeren. Niettemin bleek het wenselijk het drukken te decentraliseren, omdat dit de enige manier was om de gevaren, verbonden aan een grootscheepse distributie, te vermijden.

Op den duur bleek het mogelijk op talloze plaatsen in het land tegelijkertijd te laten drukken. Verspreidorganisaties werden opgebouwd in Almelo, Amsterdam, Dordrecht, Eindhoven, Enschede, Groningen, Den Haag, Helmond en Rotterdam (zie de nrs. 506, 647, 652, 653, 655, 656 en 661).

Na Dolle Dinsdag werd voortgezette decentralisatie ook door andere factoren noodzakelijk; het spoorwegverkeer kwam tot stilstand en de Landwacht begon op hinderlijke wijze het wegverkeer te controleren. De contactman bij de SD bewees in deze periode naast zijn normale informatiewerk ook zeer gewichtige transportdiensten. In uniform en voorzien van een SD-revolver reed hij per motor van Amsterdam naar Twente teneinde daar grote pakken met bladen af te leveren.

Tegen het einde van 1943, toen de inleveringstermijn van de radiotoestellen ten einde liep, ging HET PAROOL er toe over wekelijkse bulletins in omloop te brengen, die een samenvatting van het wereldnieuws van de afgelopen week bevatte: NIEUWSBRIEVEN UIT ENGELAND (zie nr. 523). Ten behoeve van deze berichtgeving werd dag en nacht naar de radio geluisterd en een der redacteuren maakte uit het op deze wijze beschikbaar komende materiaal een selectie. Het bulletin werd dan gecyclostyleerd en in een paar honderd exemplaren naar verschillende medewerkers in alle oorden des lands gezonden, die er op hun beurt duizenden afdrukken van maakten en het eventueel met plaatselijke berichten aanvulden.

Na Dolle Dinsdag namen deze nieuwsbulletins een zeer grote vlucht. Op deze roemruchte 5e september 1944 bracht HET PAROOL in Amsterdam, 's ochtends en 's middags een bulletin in omloop en het besluit werd toen genomen het in het vervolg dagelijks te laten verschijnen. Met grote offers heeft men dit tot aan het eind van de bezetting weten vol te houden. In Amsterdam beschikte de redactie ten behoeve van deze berichtgeving over alle belangrijke radioberichten en dank zij hulp uit Londen over berichten uit de internationale pers. 's Ochtends om halfzeven al leverde de redactie de dagelijkse kopij af, die in ontvangst werd genomen door een van de koeriersters van de Amsterdamse bulletin-organisatie. Op ca. 12 stencilposten werd het bulletin in stencil getikt en in zo groot mogelijke oplage afgedrukt. Elke stencilpost had zijn eigen verspreiders en deze brachten de bulletins in de loop van de middag onder de mensen. Toen bovendien ook nog de elektrische stroom uitviel, voorzagen deze bulletins in een nijpende behoefte. Precies als in Amsterdam werd ook in andere steden een dagelijkse bulletin-dienst in het leven geroepen (zie de nrs. 322, 646, 649, 650, 651, 654, 657, 658, 660, 662, 663 en 1117).

De dagelijkse oplage van deze bulletins steeg na korte tijd over het hele land tot omstreeks 100.000 exemplaren. Alleen al in Amsterdam, waar na Dolle Dinsdag de centrale van HET PAROOL gevestigd werd, stonden de organisaties hiervoor 12 f uil time werkers ter beschikking. De aanvoer van materiaal, brandstof en voedsel voor al deze mensen leverde grote moeilijkheden op. Desondanks lukte het toch telkens weer de hand te leggen op papier en inkt en brandstof (een cyclostyle kan men niet in een onverwarmde kamer laten draaien) en de ravitailleringsdienst van Jiskoot zorgde er voor, dat de illegale werkers, die geen tijd hadden om de boer op te gaan op zoek naar voedsel, niet helemaal verhongerden. Aanvankelijk was HET PAROOL na Dolle Dinsdag ook nog betrokken geweest bij de uitgave van het ORANJEBULLETIN en de VRIJE PERS, die o.a. ten doel hadden de eenheid van de verzetsbeweging te demonstreren (zie nr. 617). Wegens de consequenties op politiek terrein en uit illegaal-technische overwegingen, trok HET PAROOL zich uit deze samenwerking geleidelijk terug.

Van juli 1944 af heeft HET PAROOL nog een blad uitgegeven, dat een minder agitatorisch karakter had en dat poogde te voorzien in de leeshonger van een meer intellectueel publiek. Dit was de PAROOL-POST. Van dit blad heeft geen groot aantal nummers het licht kunnen zien, omdat de redactie door de uitgave van het hoofdorgaan en van de nieuwsbulletins dusdanig in beslag genomen werd, dat haar op den duur de gelegenheid ontbrak om voldoende aandacht aan de PAROOL-POST te kunnen besteden (zie nr. 666).

Kort voor de bevrijding zag het er een ogenblik naar uit, dat de bezetter HET PAROOL nogmaals zou treffen. Vlak na de executie van mr. de Groot viel mr. H. Sandberg, die een grote rol in de bulletin-organisatie speelde, in Duitse handen. Door een stoutmoedige vlucht wist hij zich echter aan de greep van de vijand te onttrekken. Weer een paar dagen later kwam Carmiggelt, toen hij met de kopij voor het nieuwe nummer op weg naar de drukker was, bij toeval terecht in een buurt waar de Duitsers bezig waren een razzia te houden. Carmiggelt liep een winkel binnen en zag kans zich daar op het toilet inderhaast van zijn kopij te ontdoen. Even later werd hij gegrepen en naar het Huis van Bewaring op de Weteringschans gebracht, daar men in zijn aktentas een nogal recent nummer van het te Londen verschijnende VRIJ NEDERLAND aantrof. Vijf dagen later liet de Sipo hem vrij: zijn grote talent geloofwaardige verhalen te bedenken, had hem niet in de steek gelaten en hij was er in geslaagd de Duitser die hem verhoorde, de overtuiging bij te brengen dat hij een ongevaarlijke en onnozele hals was. Hij spoedde zich rechtstreeks van de gevangenis naar de drukkerij. Temidden van de ontelbare tragedies, die oorlog en verzet met zich mee brachten, was dit een ongeluk, dat althans goed afliep.

De financiering van HET PAROOL leverde vooral in het begin een nogal moeilijk probleem op. Met de aanschaffing van papier, het zet- en drukloon, enveloppen, porti en expeditiekosten waren vrij grote bedragen gemoeid, die de redacteuren aanvankelijk nog wel uit eigen zak konden betalen. Deze eigen middelen waren echter spoedig uitgeput. Men achtte het ongewenst op grote schaal financiële bijdragen aan de lezers te vragen. In de lezerskring lagen uiteraard onbeperkte mogelijkheden voor de financiering van het blad. Een exemplaar werd soms door honderd tot tweehonderd personen gelezen en het zou niet moeilijk geweest zijn, elke lezer bijvoorbeeld een bedrag van tien cent te hebben laten betalen. De redactie achtte echter het risico, aan zulk een geldinzamelingsactie verbonden, te groot en stelde zich op het standpunt, dat men beter aan één man honderd gulden, dan aan honderd man één gulden kon vragen. Vooral dr. Wiardi Beckman en ook Vorrink slaagden er enige malen in vrij belangrijke bedragen voor het illegale journalistieke werk ter beschikking te krijgen. Toch ging de financiering in 1942 voortdurend zeer stroef. Pas een jaar later, toen de wil tot verzet tegen de bezetter en zijn handlangers zich na de Meistaking van bredere kringen van ons volk meester maakte, werden de financiële moeilijkheden kleiner. Na eind 1943 kwamen af en toe belangrijke bedragen uit industriële kringen binnen; in het laatste oorlogsjaar werden de financiële problemen voor een belangrijk gedeelte door de hulp van het Nationaal Steunfonds opgelost.

Reeds in de zomer van 1943 had de leiding van HET PAROOL in beginsel besloten na de bevrijding de uitgave als dagblad voort te zetten. In de loop van 1944 werden hiervoor plannen uitgewerkt. In verschillende steden zouden plaatselijke edities verschijnen - althans voorlopig -naast de landelijke uitgave die in Amsterdam zou worden uitgegeven. O.m. werden enkele medewerkers naar Zuid-Nederland gezonden om bij een mogelijk in etappes verlopende bevrijding ook daar een krant te kunnen uitgeven.

Op 25 september 1944 verscheen te Maastricht, de eerste bevrijde stad in Nederland, het in vrijheid gedrukte HET PAROOL als de eerste vrije, ex-illegale courant. Naarmate de bevrijding voortschreed, ontstonden andere plaatselijke ex-illegale edities in verschillende steden in Zuid- en Oost-Nederland.

Negenennegentig PAROOL-nummers waren tijdens de vijfjaar bezetting verschenen. Vijf jaar lang was de strijd volgehouden. Op de dag van de intocht der geallieerde troepen in Nederlands hoofdstad, 7 mei 1945, verscheen het honderdste nummer van HET PAROOL: het eerste legale nummer in Amsterdam. Hier zou het blad verder blijven verschijnen als dagbladuitgave van de 'Stichting HET PAROOL'. Ook de plaatselijke edities te Almelo, Amersfoort, Apeldoorn, Deventer, Dordrecht, Enschede, Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Zutphen en Zwolle werden voorlopig als dagblad uitgegeven.


1 Een door de Duitse uitgeweken publicist Leopold Schwarzschild te Parijs geredigeerd weekblad.

2 Niet als uitgever van DAS NEUE TAGEBUCH, maar wegens een bestuursfunctie in het Genootschap 'Nederland-Engeland'

3 Pelser bleef steeds nauw met de PAROOL-groep verbonden; daarnaast verrichtte hij veel koeriers werk op de route naar Zwitserland. Op 3 april 1943 werd hij gearresteerd. Hij verbleef tot het einde van de oorlog in gevangenschap.

4 Een van de gearresteerden, de cadet Pasdeloup, werd later handlanger van de Gestapo en verried vele verzetsstrijders. Hij werd tenslotte door de illegaliteit geliquideerd.

5 Althoff viel geruime tijd later in handen van Van der Waals en werd op 29 juli 1943 in Utrecht gefusilleerd.